Net na de oorlog werden er in de USSR massaal raceauto’s uit het buitenland (voornamelijk Amerika) ingevoerd, aangezien er in de Sovjet Unie zelf geen enkele prioriteit was om dat soort auto’s te bouwen. Ze hadden het namelijk druk zat met de wederopbouw.
Maar een aantal enthousiastelingen vond het toch nodig om races te organiseren, dus werden raceauto’s en onderdelen geïmporteerd, want die waren van veel betere kwaliteit dan het home-brew stuff uit moedertje Rusland zelf. Tot in 1948 de overheid besloot dat er voor officiële competities geen auto’s en onderdelen meer uit het buitenland geïmporteerd mochten worden. Alles wat onder autosport viel was namelijk in handen van de Zoon van Stalin, Vasily Stalin, die overigens zelf een groot autosportfanaat was, en moest dus vanaf dat moment in Rusland gemaakt worden.
Reden voor autofabriek Gorkovski Avtomobilny Zavod (GAZ) om dan zelf maar een raceauto te ontwikkelen. Dat werd de GAZ-Torpedo, die weer was gebaseerd op de eigenlijk best wel enorm gave GAZ-M20 Pobeda, wat weer staat voor “Victory”. Zeker voor die tijd, we spreken over 1951, zag de Torpedo er razend modern uit. Met z’n super gladde druppelvorm en straaljager-stijl canopy had de racewagen een stroomlijn om je vingers bij af te likken. Aangezien de romp van aluminium was gemaakt, woog de Torpedo uiteindelijk maar 1100 kilo. Dat lijkt voor een racewagen vrij veel, ook in die tijd, maar de Torpedo was wel ruim 6 meter lang. De 2,5 liter 4 cilinder in lijn met supercharger produceerde slechts 104 PK, maar sleurde de Russische druppel toch nog naar snelheden van rond de 200 kilometer per uur, waarmee hij in 1951 zelfs even het snelheidsrecord vestigde voor de 2,5 liter klasse. Hieronder voor jullie en ook ons eigen plezier een overzicht van wat Rusland begin jaren 50 aan raceauto’s te bieden had.