“Je moet dat wel een beetje nuanceren, hoor.” Ik sta in de foyer van De Roode Bioscoop. Het kleine, en het is klein, theater in Amsterdam is zojuist het toneel geweest van de voorstelling “Als ik nog eens word geboren”. Felix Strategier vertelt me zojuist over het accent wat gelegd wordt op bepaalde liedjes in dit stukje muzikale historie.
Zo mag ik het wel noemen, denk ik, want dat is het ook. Flint, de theatergroep achter “Als ik nog eens word geboren”, geeft de Tweede Wereldoorlog weer in de vorm van muziek. Het is geen eigen werk. Het is de pure muziek van die tijd, vertolkt in een intieme semi-akoestische setting. Een voorstelling als deze kun je heel gemakkelijk politiek correct maken door een pure combinatie van heldenverering en rouw, maar dat zou de werkelijkheid natuurlijk geen eer aan doen.
Flint koos ervoor om het tijdsbeeld realistischer weer te geven. In een avond passeren ‘goed’, ‘fout’ en ‘onverschillig’ letterlijk de revue, maar ook ‘onschuldig’ en ’tragisch’. Het ene moment een lied over de wil om Rotterdam weer op te bouwen en niet veel later een lied dat de antisemitische tijdsgeest vertolkt. Dat levert emoties op. Boosheid. Medeleven. En soms iets dat het voorstellingsvermogen voorbij schiet.
Al met al is “Als ik nog eens wordt geboren” gelukkig niet gebalanceerd – de toon is duidelijk afkeer van alle verschrikkelijke gebeurtenissen uit de oorlog. Maar de voorstelling verschaft een inzicht in de verschillende stromingen en sentimenten uit die tijd en schuwt daarbij ook niet het uitbeelden van Jodenhaat.
Als ik nog eens word geboren speelt in “De Roode Bioscoop” nog op 5 en 6 mei.Â