Deze week debatteert de Tweede Kamer over het voornemen van minister Ard “Sorry” van der Steur om bestuursrechtelijke maatregelen te kunnen nemen tegen mensen waarvan het vermoeden bestaat dat ze zich bezig houden met activiteiten rondom jihadisme.
Dat klinkt misschien als een beetje een vage omschrijving, maar dat heeft er dan ook alles mee te maken dat de voorgestelde maatregelen kunnen worden toegepast voor alles van het intrekken van subsidies of vergunningen die mogelijk gebruikt kunnen worden voor het faciliteren van terrorisme-gerelateerde activiteiten, via een electronische enkelband of een meldplicht, tot het intrekken van een paspoort voor vermoedelijke Syriëgangers.
De voorgestelde maatregelen zijn behoorlijk divers. Ze hebben echter één ding gemeen: er komt geen rechter aan te pas om ze in te stellen – daarvoor moet de betrokkene zelf in beroep gaan tegen de maatregel. Verder hebben ze grotendeels gemeen dat het gerecyclede voorstellen zijn uit een wetsvoorstel die in 2011 in de Eerste Kamer ter ziele ging. Sindsdien zijn er verschillende preventieve maatregelen op het gebied van terrorisme via het strafrecht ingevoerd.
Geen wonder dat de Raad van State mild kritisch is over het wetsvoorstel:
De maatregelen uit het ingetrokken wetsvoorstel werden, aldus de regering in 2011, ondervangen door de totstandkoming van aanvullende strafrechtelijke bepalingen die eveneens zijn gericht op het preventief tegengaan van terrorisme. Uit de toelichting blijkt niet waarom voor de maatregelen uit het ingetrokken wetsvoorstel thans een ander standpunt moet worden ingenomen.
Inderdaad, Minister Sorry geeft in zijn memorie van toelichting aan dat de wet ten faveure van strafrechtelijke maatregelen is ingetrokken. Ook is het voornaamste verschil met de oude wet een uitbreiding:
Belangrijkste verschil ten opzichte van het ingetrokken wetsvoorstel is de toevoeging van een grondslag voor de Minister om een uitreisverbod op te leggen.
De Raad van State vraagt zich af waarom maatregelen die al in het strafrecht zijn ondervangen nu ook als bestuurlijke maatregel ingevoerd worden:
… in gevallen waarin niet ook het strafrecht kan worden toegepast, zelden of nooit aan de eis «noodzakelijk met het oog op de bescherming van nationale veiligheid» zal kunnen worden voldaan. Als aan die eis zou zijn voldaan, zal sprake zijn van een strafbaar feit (vrijwel altijd: een terroristisch misdrijf)…
Met het 19 pagina’s tellende, zeer kritische, advies werd door Minister Sorry niets gedaan in de aangepaste versie van het wetsvoorstel. Volgens hem is ook een verhoogde dreiging niet eens de reden voor dit voorstel. Nee, het gaat erom dat het “voor de jihadistische beweging cruciale activiteiten die op zichzelf (nog) geen strafbaar feit opleveren” toch een gevaar voor de nationale veiligheid zijn. Ook als dat strafrechtelijk totaal niet te bewijzen valt. En dit alles is volgens Ard totaal geen probleem.
Ik acht het nu voorliggende voorstel, zoals onder meer in hoofdstuk 4 van de memorie van toelichting uiteen is gezet, niet strijdig met onder meer uit het EVRM voortvloeiende waarborgen.
Nou is er in 2010 in opdracht van de NCTb, voorloper op de NCTV, onderzoek gedaan naar dat soort implicaties voor het vorige, minder breed opgezette, wetsvoorstel. Daaruit kwamen ruim 100 pagina’s aan analyse. In het rapport komt naar voren dat er kritisch wordt gedacht door mensenrechtenexperts over de voorgestelde maatregelen. Maar ook zuiver juridisch komt de vorige wet niet vlekkeloos uit de bus. Met betrekking tot het zonder rechterlijke toestemming (dus bestuurlijk) toepassen van bestuursrechterlijke maatregelen die op personen gericht zijn komen de onderzoekers tot de conclusie dat het pakket van inviduele en persoonsgerichte maatregelen een niet-verwaarloosbaar risico hebben door het hof te worden gezien als “niet noodzakelijk in een democratische samenleving” wanneer deze maatregel ziet op personen die zich nog in het geheel niet met illegale of de openbare orde verstorende activiteiten hebben beziggehouden.
Samengevat gaat het om een uitbreiding van een wet die eerder werd teruggetrokken wegens nieuwe maatregelen waardoor hij onnodig werd bevonden, die niet nodig is vanwege de in 2013 verhoogde dreiging (nog steeds zonder concrete aanwijzingen) maar vanwege een ‘constatering’. Wordt het niet eens tijd dat de kamer constateert dat Minister Sorry een enorme prutser is en zijn stukje hergebruik terugflikkert naar waar het thuishoort? Juist. De recyclebak.
Mooi toch, worden we een tweede Israël. De “enige democratie in het Midden-Oosten” gebruikt ook van dit soort maatregelen om Palestijnen voor onbepaalde tijd op te sluiten, zonder dat er een rechter aan te pas komt.