Als overtuigd, bewust en vrijwillig kinderloze dertiger kan ik immens genieten van de onbegrensde vrijheid die deze kinderloosheid met zich meebrengt. In het weekend heerlijk tot ’s ochtends laat in bed liggen stinken, weg kunnen zonder eerst van alles te moeten regelen en geen spruitjes of witlof hoeven eten. Donder op met spruitjes en witlof. Echt.
En niets zo lekker als in het zonnetje op een terrasje of in de tuin zitten met een biertje en snacks zonder permanent een oogje in het zeil te moeten houden. Geniet ik van, zeker nu de baby’s al een paar jaar aan het oprukken zijn in mijn vriendenkring, alsof het Walking Dead zijn die het op mijn slagader hebben voorzien. Elke vrimibo is dan puur geluk.
Er zijn ook andere genotsmomentjes. Iedereen kent de situatie waarbij je in een Appie of Jumbo loopt en er gebeurt opeens een kind. Dat is meestal een kind in de leeftijd janken-om-niks die zijn of haar zinnetje niet krijgt en het dan op een blèren zet. Uitgebluste moeder of vader tilt het liefdevol op, corrigeert het of laat het gewoon op de grond verder schreeuwen en ik huppel dan met mijn mandje vol chorizo, Wieckse Witte en/of een fles Stormhoek glimlachend richting kassa, dolgelukkig dat ik binnen een paar minuten uit dat snerpende gekrijs kan ontsnappen.
Vermoedelijk komt het nu over alsof ik een hekel heb aan kinderen, maar dat is niet zo. Onlangs was ik voor het eerst de helft van het énige kinderloze stel op een housewarming, maar stond ík vervolgens als de kinderloze dertiger die ik ben met drie kids op de trampoline. Dikke pret. Zo ben ik dan wel weer. Sterker nog, ik heb elf jaar voor de klas gestaan en me daar uitstekend vermaakt. Toegegeven, dat waren gastjes en grietjes in de leeftijd ik-ben-puber-en-alles-is-kut, maar ook daar kon ik prima mee overweg. “Mevrouw! U bent echt cool.” Regelmatig gehoord. En terecht.
Nee, (jongere) kinderen vinden me eigenlijk altijd stoer. Ik spreek hun taal, ik behandel ze niet als debielen, zoals sommige vreselijke oma’s of andere af-en-toe-mensen wel eens doen. Herinner je je nog hoe iemand vroeg: “En hoe oud ben je nu?” Jij gaf dan antwoord en de reactie was dan steevast: “Oh, dat is al heel groot!” op zo’n walgelijk toontje waarbij jij je niet alleen in de maling genomen, maar ook ongemakkelijk voelde. Ik dacht dan altijd: “Doe even normaal, ik ben wel een kind, maar ik ben niet imbeciel.”
Laatst had ik op mijn 32e verjaardagsfeest een positieve confrontatie met een goed opgevoed knaapje van ongeveer zes. Hij kwam op een bepaald moment overstuur en met zijn armen over elkaar de tuin in, waar ik met vrienden stond te praten. Ik nam hem eventjes apart en vroeg wat er aan de hand was. “Ik wil niet weg… Ik vind het hier leuk.” zei het jochie met tranen in zijn ogen. Dat een kind het zó leuk bij je heeft, dat hij niet weg wil, is in mijn ogen een fantastisch compliment. Na een kort gesprekje snapte het baasje dat er nou eenmaal een tijd van komen en een tijd van gaan is, waren tranen gedroogd, en gaf ik hem aan zijn vader mee, met de belofte dat hij een ander keertje opnieuw van harte welkom was. En dat meende ik.
Toch genoot ik de dag erna weer met volle teugen van het voor pampus liggen op de bank met manlief, milde kater, Netflix en restanten feestvoer. Die vrijheid ben ik nog niet bereid op te offeren, maar oefenen doe ik graag, en wie weet loop ook ik op een dag met een huilende Gremlin in mijn armen door de supermarkt. Wie weet.
Kinderen zijn leuk, zo lang ze van iemand anders zijn. Gelukkig zitten mijn vrouw en ik op dezelfde golflengte wat dat betreft, het zou pas drama zijn als één helft van de relatie een kind wil en de ander niet…
Ik ga nu zeggen wat ik in het kader van het grote complot van ouders onder elkaar tegen elke kinderloze zeg: “Het is even wennen, dat kroost, afzien zelfs af en toe. Maar je krijgt er zoveel voor terug.”
Naast het opvoeden, het mezelf over de kop werken, het wakkerliggen van de zorgen en god mag weten wat nog meer aan kindershizzle, is wachten op datgene wat je terug krijgt nu mijn grote hobby 🙂
Maar dat lieg ik. Of niet.
True