Een arts, die zat te wachten op zijn vlucht naar Munchen, is getuige van de terroristische aanslag op de luchthaven van Brussel en heeft vanuit het UZG Ziekenhuis onderstaand verslag geschreven.
Helaas hebben we op geen enkele manier contact gegevens kunnen vinden en weten we dus niet wie deze tekst heeft geschreven, behalve dan dat het een arts is. Toch willen we jullie dit ontluisterende verslag niet onthouden. Mocht je de schrijver van dit verslag kennen, of ben je de schrijver van dit verslag, neem dan aub contact met ons op.
“…Het waren geen 20 meter, maar veeleer 30 of 40 meter. Toch leek het verschrikkelijk kortbij, mijn oren tuiten nog terwijl in UZG zit en dit opschrijf om 13:15. Het is nauwelijks 5u geleden toen het begon.
Ik moet voor een bedrijfsbezoek naar Munchen, dus vroeg uit de veren om 5:45, en om 6:26 de trein naar Gent Sint-Pieters en vandaar naar Brussel Noord en per slot de Nationale luchthaven. Daar aangekomen snel richting security omdat ik toch al een instapkaart heb en enkel handbagage, een klein koffertje met jogging spullen, opladers voor ‘the gear’ een paraplu en nog wat kleine onbenullen. Ik loop voorbij een eetplek aan de linkerkant en besluit daar te ontbijten, een croissant en chocoladekoek en een ‘lungo’. Ik installeer me met mijn boeltje aan de rand zodat ik kan kijken richting vertrekhal naar de aanstromende massa.
Ik lees De Standaard over ‘’Brexit economische ramp’ als er een behoorlijke knal weerklinkt, zo een die je niet kent. Ik kijk op en zie mensen allen hun hoofd draaien dieper de inkom hal in. En dan beginnen ze te lopen en te strompelen en er klinkt geroep. Ik besef dat er iets ernstig gebeurt, een bom dus, maar maak alsnog geen aanstalten om weg te lopen, ik zeg tegen mezelf, misschien kan je als arts wel helpen. Dan, 10-15 seconden na de eerste is er een tweede, veel hevigere ontploffing, nu vliegen er scherven en brokstukken in het rond langs me door, maar ik wordt niet geraakt, ik val wel bijna om. Er ontstaat een dichte mist die naar buskruit ruikt met daarin een hoop rondzwevend materiaal. Je kan er nauwelijks doorkijken.
De paniek is nu totaal, mensen lopen weg van het gebeuren, sommigen strompelen en trekken geliefden, kennissen en kinderen mee. Overal liggen nu brokstukken op de grond, en glas. Stukken plafondtegels zijn losgekomen en hangen nog amper vast. Dan hoor ik ook mensen kermen en kreunen en om hulp roepen. Er is ook hysterisch geroep.Â
Ik wil gaan helpen, maar wat als er een derde ontploffing komt vraag ik me af. Maar ik zie onmiddellijk ernstig gewonde mensen op de grond liggen en besluit te gaan helpen. Ik wandel eerder traag en behoedzaam richting een eerste man, jonge man, die op de grond ligt te kreunen en zie dat zijn beide benen ernstige breuken vertonen. Heel zijn lichaam zit vol kleine wondjes te zien aan kleine scheurtjes in zijn kleren. Hij ziet grauw, ook van de as en stof, en geeft te kennen dat hij behoorlijk veel pijn heeft, in zijn benen zegt hij, in het Nederlands, en ook op andere plekken. De pijn schommelt en soms heeft hij het heel moeilijk en roept het uit. Ik probeer hem wat comfort te bieden door te vragen om te gaan liggen met zijn hoofd op een geïmproviseerd kussen van verloren kleren en zijn ‘man bag’. Terwijl hij de pijn verbijt vraagt hij me om het waterflesje in zijn ‘bag’ te pakken, hij heeft dorst, ik pak de fles maar hij drink niet. Er is weinig dat ik kan doen.
Ik kijk verder en zie nog een ernstig gewonde, iets oudere iets langere man liggen. Zijn twee benen zijn volledig verdraaid en op meerder plaatsen gebroken. Ook hij heeft multipele kleine wonden en heeft veel pijn. Hij spreekt Frans. Samen met een andere man van Afrikaanse origine proberen we te helpen, maar weer is het duidelijk dat we niet veel kunnen doen. Ondertussen wordt de zichtbaarheid beter en verschijnen er verschillende militairen en veiligheidsmensen. Nu zie ik ook verschillende andere mensen liggen op de grond die al dan niet bewegen en bijgestaan worden door één of meerdere vrijwilligers. De chaos is compleet, het epicentrum van wat ik denk dat de laatste en voor mij hevigste ontploffing is wordt zichtbaar, maar ik kan er voorlopig niet aan voorbij kijken, het lijkt eindeloos. Stukken plafond die naar beneden zijn gekomen samen met de ophanging en glas, heel veel glas. De bovenkant van de plafond tegels is geïsoleerd en deze isolatie is zwart geworden, ik denk van het stof, maar dat maakt de indruk alleen maar meer luguber.
Ik verman mij en besluit eerst in de buurt rond te kijken of er mensen zijn die ABC nodig hebben. Gek dat ik daar zo over denk, A van ademhaling verzekeren, B van bloedingen stelpen, en C van circulatie op gang houden, het hart dus. Zo ontdek ik een dame van het luchtvaartpersoneel die naast het gebroken glas van het trappenhuis ligt in een gigantische plas bloed. Er is een man over gebogen die op haar buik een jas duwt. Ze is duidelijk nog in leven maar heeft een oppervlakkige ademhaling. Alhoewel haar ogen open zijn kan ik geen contact met haar krijgen. Haar pols perifeer is niet te voelen, centraal in de hals wel. Langs haar zit een verkrampte jonge man, spreekt Nederlands. Ook zijn rechterbeen is op minstens 2 plaatsen gebroken en het bot steekt er gewoon uit, zijn voet is verdraaid alsof die er nog amper aan hangt. Er is reeds een knelband aangelegd om het bloeden te stoppen, maar hij heeft veel pijn en dreigt het bewustzijn te verliezen. Ik vraag of ik iets kan doen, maar communicatie is heel moeilijk.
Dan verschijnt plots een militaire arts bij de bloedende vrouw die vragen stelt die we zo goed mogelijk proberen te beantwoorden. Hij heeft duidelijk ook een adrenaline high en roept meer dan hij spreekt. Hij vraagt waar de bloeding is en pas dan beginnen we echt te zoeken. De jas wordt verwijderd, maar we zien geen bloeding of wonden aan de buikzijde. De kleren worden opengesneden met een schaar, iets wat je eigenlijk als arts wil hebben maar niet op een vliegtuig mag meepakken. We vinden nog niets en besluiten haar om te draaien. Dat lukt maar moeilijk, maar het is onmiddellijk duidelijk dat ze een grote gapende wonde heeft central in de lage rugzone. Er wordt prompt een compress ingepropt om de bloeding te stoppen wat ook redelijk lukt. Ik vraag me af hoeveel bloed ze heeft verloren, te zien aan de plas rond haar moet dat enkele liters zijn. Haar benen zijn verlamd, of dat denk ik toch vast te stellen. We draaien haar terug om en proberen bloed van de benen naar het hart te krijgen door de benen omhoog te houden. Ik krijg opdracht om haar zo te houden. Dat is lastig, maar het lukt tot iemand het geniale idee heeft om er twee koffers onder te plaatsen.
Ondertussen zijn er nog meer militairen en politie, maar ook de eerste civiele hulpverleners en brandweerlui. De mist is helemaal opgetrokken, en de schade is enorm, een cirkel van misschien 30 meter waar het plafond naar beneden is gekomen. We krijgen opdracht om de slachtoffers te verplaatsen richting A terminal, en beginnen aan een zware taak, want er zijn nog geen brancards. We zetten dus de slachtoffers een voor een op een trolley. Met twee zetten we de man met het dubbele gebroken en verdraaiende been op een trolley, en mijn collega vrijwilliger rijdt de car richting A terwijl ik achteruit schuifel en de benen van de man zo goed en zo kwaad mogelijk ondersteun erop lettende zo weinig mogelijk pijn reacties te ontlokken, maar dat lukt maar matig. Uiteindelijk leggen we hem met vereende krachten op een stalen transportkar die op 4 wielen staat hetgeen het makkelijker maakt hem te verplaatsen.
Ik loop dan terug naar de periferie van de verwoestingszone en kan een groene brancard pakken waarop we een nieuw slachtoffer leggen die we buiten de gevarenzonde transporteren. Uiteindelijk wordt dat net voor de ingang van de vertrekhal, en iedereen wordt daaraantoe geëvacueerd. Een andere man die met verschillende verwondingen en multipele beenbreuken ook op een stalen transportkar ligt heffen we met 8 vrijwilligers op om over het puin naar buiten te dragen. Het is gevaarlijk werk want zeer glad door het glas en water dat er ondertussen ook is bijgekomen vanuit de blusinstallatie in het plafond denk ik. Mijn handen en mouwen van vest en trui hangen ondertussen vol bloed, ook bloed en ellende op mijn broek en schoenen, wat had ik verwacht. Ik zie dat ik nog weinig kan doen, er zijn ondertussen zoveel militairen, politie in uniform en in burger, veiligheidsmensen, brandweer en hulpverleners dat ik beter het werk aan hen over laat.
Ik zoek mijn eigen ‘man bag’ en vind die terug waar ik hem achtergelaten heb. Ik laat mijn valiesje staan, is ook niet meer bereikbaar. Opeens worden we opgeschrikt door een hoge stem en dan verschillende stemmen die aan iedereen vragen om ASAP buiten te lopen. Mijn eerste gedacht is nog een bom, en dat blijkt later ook zo. Gelukkig was iedereen geëvacueerd. Zelf had ik nog een korte zoektocht naar verborgen gewonden ondernomen samen met mijn Afrikaanse collega vrijwilliger, maar niemand meer gevonden. De computers aan de balies stonden nog aan, alles lag onder het stof, maar er waren geen mensen meer.
Ik loop met anderen die worden geëvacueerd vanuit Terminal A denk ik mee naar buiten, verdwaasd en diep onder de indruk. Eenmaal buiten is er een drukte van jewelste, maar de chaos is beperkt. Mensen trekken alleen of in groep, met of zonder bagage weg van het luchthavengebouw. Ik loop niet met de massa mee maar naar een ander plaats waar ik enkele mensen van het luchtvaart personeel tegenkom die ik vraag hoe ik weg geraak. Iedereen moet richting ‘general aviation’ zeggen ze. Ik knik, en dan zien ze mijn bebloede handen en kleren en vragen of ik gewond ben. Neen zeg ik, ik ben wat gaan helpen. Ze nemen me uiteindelijk mee in een klein autootje met twee kinderstoeltjes die opzij worden geschoven, naar een veilige plek waar ik een tas koffie krijg aangeboden.
Ondertussen was ik al opgebeld door mijn vriendin, terwijl ik probeerde de dame met de rugwonde te helpen. Ik heb ze toen snel terug gebeld om te laten weten dat ik OK was.
Hoe geraak je nu daar weg aan een luchthaven die oorlogsgebied is en bezet.
Alles is afgesloten, er is geen toegang tot de plaats waar ik ben. Ik probeer ‘google maps’ voor het adres en bel mijn zoon die voorstelt om me op te pikken. Maar hij kan onmogelijk geraken waar ik nu ben. Dus stap ik naar het ronde punt onder de brug waar er een enorme drukte heerst. Hier worden ook de licht gewonden verzorgd vertelde een politieman, in gebouw 18. Ondertussen werden de sirenes nog heftiger, er kwam nog meer politie en de weg naar de luchthaven werd volledig afgesloten.
Uiteindelijk via een omweg naar het centrum van Zaventem gestapt en daar opgepikt.
In de auto met zoon Jeroen hoorde ik dan ook van een extra aanslag was in metrostation Maalbeek in Brussel. Ondertussen was gewoon telefoon verkeer zo goed als onmogelijk maar werkte whatsapp wel en ook sms. Vele mensen waren bezorgd, en gelukkig kon ik hen gerust stellen, ik was niet lichamelijk gekwetst, maar de kras op mijn ziel zal lang nodig hebben om te genezen en het litteken zal altijd zichtbaar blijven.
R8&…”